Teksten

Uit de energie van het verborgene

 

“De mens lijdt het meest onder het lijden dat hij vreest.”

Jacobus Revius

1586 – 1658

“Art is the highest form of hope.”

Gerhard Richter

1932

Vooraf

Hans Klein Hofmeijer maakt jarenlang kleine werken op papier met pen, potlood, krijt, houtskool en gemengde technieken. Vanaf 2013 werkt hij vol overtuiging aan een serie monumentale schilderijen die hij Human Paintings noemt. De grote werken zijn telkens aangenaam ambigue. Binnen de vleeskleurige constellaties lijken, soms herhaalde, langgerekte vormen zowel naar littekens, schedes als nog niet-geheelde wonden te verwijzen. Tegelijkertijd openbaren deze openingen, die de energie van het verborgene in zich dragen, de intimiteit van de kunst zelf. In dit artikel volg ik het spoor van genoemde motieven alsook het onderliggende gedachtegoed in het oeuvre van Klein Hofmeijer bewust terug. Daarbij schenk ik aandacht aan een drietal artistieke fasen: 1994-1996, 2003-2007 en 2010-2012. 

Tussen 1994 en 1996 richt Hans Klein Hofmeijer zich, als een schilder pur sang, voor het eerst specifiek op verschillende, intieme aspecten van het menselijk lichaam. In de jaren 2003-2007 komen in diverse tekenclusters en series gemengde technieken de kwetsbaarheid, het lijden van de mens, de energetische wil om leed te overstijgen en het motief van het ‘lichaam als landschap’ gevarieerd aan bod. Tevens passeren een aantal betekenisvolle einzelgängers uit deze jaren de revue. 

De periode 2010-2012 is een fase waarin Klein Hofmeijer, sterk geïnspireerd door zijn vroegere, intieme ‘lichamelijke landschappen’ met diverse materialen ragfijne studies met organische en sensorische thema’s maakt. Medio 2013 schaalt Hans Klein Hofmeijer op: de Human Paintings, die qua thematiek en coloriet met regelmaat zijn verbonden met vroeger werk, worden stelliger, monumentaler en dramatischer. 

Op mijn kunsthistorische rondgang door het oeuvre van Hans Klein Hofmeijer schakel ik, bewust voor- of achteruit, om de spirituele en materiële samenhang tussen werken of clusters en het achterliggend filosofisch denken van de kunstenaar extra aandacht te geven.   

De jaren 1994-1996: De intimiteit van de mens komt als motief voor het eerst aan bod

Na jarenlang in een fundamentele stijl te hebben gewerkt, schildert Hans Klein Hofmeijer in 1994 het doek ‘Schilderspotentie’ nr. 299. Het staande schilderij markeert het eindpunt van de jarenlange productie van fundamentele kunst, die vooral wordt gekenmerkt door rituele herhalingen van bewegingen en een rigide methodiek inzake het op­-

brengen van verf. ‘Out of the blue’ breekt de schilder de tot dan toe geldende, formele structuren in zijn oeuvre radicaal open. 

In plaats van gesloten circuits met hermetische huiden toont hij in ‘Schilderspotentie’ nr. 299 een fasegewijs tot stand gekomen compositie met opener karakter. Sommige delen van het linnen zijn bewust ongeprepareerd. Andere delen zijn bewerkt met beits en gesso waarover vervolgens zowel herkenbare X-vormen als meer amorfe lagen acrylverf zijn gezet. Een groot deel van het doek wordt in beslag genomen door een ovaal ogend element in bruin, groen en roze dat qua vorm associaties oproept met een baarmoeder of een schilderspalet. Rondom deze suggestieve, organische vorm heeft Klein Hofmeijer lekker los gepenseelde stroken wit aangebracht, waarover talloze, vleeskleurige spermatozoïden illusionistisch scharrelen. De baarmoeder, het schilderspalet en de uitzwermende zaadcellen geven de titel zowel een artistieke alsook een pro-creatieve lading. Het leven én het maken van kunst zijn, tegelijkertijd, vol beloftes. In meerdere opzichten kan ‘Schilderspotentie’ nr. 299 als een mijlpaal in het oeuvre van Klein Hofmeijer worden beschouwd. Het doek sluit enerzijds een lange, schijnbaar emotieloze, artistieke periode af, maar opent anderzijds nieuwe, gevoelvolle en uiterst persoonlijke perspectieven. De maker lijkt zich plots openlijk bewust te zijn geworden van zijn mens-zijn. Dat ontluikend proces van groeiend zelfbewustzijn en sterk toenemend mens-zijn komt duidelijk tot uiting in een aantal andere kunstwerken die in relatief korte tijd in 1994-1996 het licht zien. 

Het op geronnen bloed lijkende oranje-bruine coloriet in ‘Flard’ nr. 292, dat subtiel naar het menselijk lichaam verwijst, is daar een goed voorbeeld van. Dat geldt ook voor de expressief geschilderde, dynamisch bewegende zaadcellen in ‘Stroomopwaarts’ nr. 293, ‘Zonder titel’ nr. 294 en ‘Stroomopwaarts’ nr. 441. Ze sluiten thematisch naadloos bij ‘Schilderspotentie’ nr. 299 aan. Vele jaren later ontstaat ‘Hoe veilig voel ik mij onder de lijnen’ nr. 571. Over lagen geplakt papier zweven meerdere, sterk geabstraheerde slierten, die onmiddellijk associaties oproepen met de spermatozoïden in ‘Schilderspotentie’ nr. 299.

Het op het eerste gezicht strikt fundamenteel ogende doek ‘Zakkend verfsel’ nr. 311 heeft ook een opmerkelijke link naar het wel en wee van de mens. Het schilderij verwijst naar het mythische verhaal van het inmiddels iconische, in Rome bewaarde doek waarmee Sint-Veronica het bebloede en geschonden gelaat van Christus heeft afgeveegd. Het motief mens komt in deze fase tevens aan bod in ‘Zelfportret’ nr. 304 waar de schilder, experimenterend met diverse, over elkaar geplakte dragers, voor het eerst een autonoom gemaakte hand met nota bene zes licht gespreide vingers weergeeft.  

Tezelfdertijd deconstrueert Klein Hofmeijer tussen 1994 en 1996 op verschil-

lende, picturale manieren de volledig besloten, onpersoonlijk overkomende kunstproductie van de jaren ervoor. In ‘Zonder titel’ nr. 308 doorboort hij over-

duidelijk de repetitieve structuur van het basale grid. 

Alsof hij als maker à la Lucio Fontana, in tweede instantie, bewust achter formele en objectieve zaken wil tasten en overdrachtelijk contact wil maken met een niet-zichtbare energie. Hans Klein Hofmeijer legt in ‘Zonder titel’ nr. 308 picturaal en mentaal al de basis voor de tien jaar jongere incisies in de serie Human Paintings

In ‘Geschilderd in de winter van ’95-’96’ nr. 327 kiest de kunstenaar voor een totaal andere, schilderkunstige benadering. Over een meerkleurig fond met een gelaagd weefsel van herhaalde lijnen zet hij weloverwogen een vlak met andersoortige beeldtaal. Het kleinere, sneeuw en ijs suggererend doek dat in het doek geplakt is, doorkruist de ritmiek alsook de systematiek in het achterliggende fundamentele domein en trekt op magische wijze de aandacht naar zich toe. 

In de cruciale overgangsfase 1994-1996 is er, bij wijze van derde parallelle wereld, nog een belangrijke ontwikkeling te signaleren in het kunstenaarschap van Hans Klein Hofmeijer. Medio 1995 ontstaan zijn eerste ‘woordbeelden’. ‘Twijfel’ nr. 293a en ‘Over gebleven keuze’ nr. 303 zijn daar voorbeelden van. In ‘Twijfel’ nr. 293a, dat 45 bij 30 centimeter meet, heeft de kunstenaar op een deels opengelaten drager van linnen in groen en wit over elkaar heen vallende lagen verf en gesso aangebracht. Daarop heeft hij met verdunde beits twee keer het woord “twijfel” geschilderd. De bovenste variant is met krijt en gesso op tamelijk heftige, sterk overtuigende wijze doorgekrast. Maar er is meer. De onderste, niet opgeheven versie van het woord is voorzien van een veelzeggende, betekenisvolle streep. Blijkbaar is Klein Hofmeijer tijdens het elementaire scharnierpunt in zijn carrière tot het inzicht gekomen dat twijfel een wezenlijk deel van zijn kunstenaarschap vormt. Niet lang daarna schildert hij een tweede, monumentale variant ‘Twijfelnr. 326, die maar liefst 180 bij 140 centimeter meet. 

In het half-diffuse, krachtig ruimtelijk ogende ‘Over gebleven keuze’ nr. 303, dat eveneens maar 45 bij 30 centimeter bedraagt, heeft de maker met acrylverf, gesso en gele lakverf een abstracte wereld geëvoceerd.

Met beits zijn naderhand aan de onderzijde drie woorden geplaatst: “over”, “gebleven” en “keuze”. Vrijwel meteen valt op dat er niet ‘overgebleven’ is geschreven. De kunstenaar reflecteert subtiel op de in principe (nog) altijd aanwezige mogelijkheid om in scheppende zin (toch) door te gaan en op de loer liggende aarzeling of twijfel te overstijgen. 

Zeven jaar later spoort Hans Klein Hofmeijer zichzelf, in het woord-beeld ‘This way painter’ nr. 475, opnieuw aan om de potentie van het schilderen tot wasdom te laten komen. Acht jaar na het ontstaan van het essentiële werk ‘Twijfel’ nr. 293a herneemt de kunstenaar het heftig krassen verrassenderwijs in ‘Muzengekras’ nr. 533a en ‘Zonder titel’ nr. 720. Het krassen wordt in ‘Muzengekras’ nr. 533a voorgesteld als een autonoom energetisch gebeuren: in de dynamiek is er voor twijfel letterlijk en figuurlijk geen plaats. In ‘Zonder titel’ nr. 720 wordt het energetisch rijke krassen gekoppeld aan een etherisch ogend, uiterst fragiel mensbeeld. De mens put altijd, ook symbolisch, moed uit energie. In 2010 volgt een serie werken waarin het ritmisch krassen een zachtere, etherische uitstraling krijgt à la het tekenen van Leonardo da Vinci: ‘Vanitas gekras’ nr. 828, ‘Vanitas gekras’ nr. 835 en ‘Vanitas gekras’ nr. 844.

De jaren 2003-2007: De factor mens komt wederom sterk aan bod

Na zichzelf een aantal jaren maximale vrijheid te hebben gegund om zich onder te dompelen in wezenlijke ledigheid, inventief materialen te combineren en intuïtief te leren tekenen, komt de factor mens in thematische zin wederom sterk aan bod in de serie Inktmannen die 2003-2007 het licht ziet. Expressief ogende werken als ‘De titel bleef leeg – De achterkant van de schilder’ nr. 554, ‘Kruisiging’ nr. 553, ‘Inktman’ nr. 558 en ‘Zelfportret’ nr. 559 zijn gevoelvolle getuigenissen van deze ontwikkeling. Daarbij zijn geborgenheid, intimiteit, kwetsbaarheid, ontvankelijkheid en het sublimeren van lijden essentiële motieven.  

In ‘De titel bleef leeg – De achterkant van de schilder’ nr. 554, toont Hans Klein Hofmeijer een expressief getekend, ondulerend lijf van een schilder, die zijn rug feitelijk als een schild of als pantser hanteert. 

De aandacht van de kwetsbare figuur is volledig gericht op een magisch overkomende, energetische, centraal gepositioneerde ‘lichttafel’, die vrijwel volledig aan het blikveld van anderen (buitenstaanders) is onttrokken. Mettertijd wordt dit intiem motief in velerlei teken- en schildervarianten verbeeld. De voorgestelde mens is daarbij veelal naakt en ineengedoken maar staat symbolisch wel altijd open voor positieve energie en licht dat voedt. 

Het krachtige, humane motief van de kwetsbare, letterlijk en figuurlijk naakte mens wordt picturaal verder uitgewerkt in een gastatelier in het in Zuid-Frankrijk gelegen Mas de Charrou. Tijdens een inventieve fase in 2004 ontstaan in acryl en potlood, talloze sterk geabstraheerde figuren. De altijd weer symbolisch leegbloedende, solistische mensbeelden in de serie Inktmannen zijn in wezen dramatische, sterk beladen picturale variaties op het persoonlijke thema De achterkant van de schilder. Het bijzondere van de zich afwisselend diagonaal of verticaal oprichtende figuren is de onderhuidse wil tot transfiguratie: de verborgen energie om leed daadwerkelijk te overstijgen. 

In ‘Kruisiging’ nr. 553 besteedt de kunstenaar, die dat eerder al eens deed in ‘Duiding’ nr. 323, ‘Zonder titel’ nr. 367 en ‘Twee dezelfde momenten op één dag in augustus tweeduizend’ nr. 388, specifiek aandacht aan het in verf en potlood verbeelden van (drie) cruciale energiepunten: in dit geval bij de handen en de voeten van de hangende Christusfiguur. Via de energie van het verborgene hint de kunstenaar naar de drang tot overleven. 

In 2008 herneemt Hans Klein Hofmeijer het visualiseren van energie-

punten – nadat hij eerst nog ‘Ik dacht dat het wel een goed gesprek 

was’ nr. 666 heeft vervaardigd – op spectaculaire wijze in het met potlood op karton vervaardigde werk ‘Het muzenverblijf’ nr. 787

Nog later komt het gevoelvol uitbeelden van (seksuele) energie aan bod in ‘Beeldbrief V – aan mijzelf’ nr. 897, ‘Energie’ nr. 901, ‘Zonder titel’ nr. 904, ‘Energieën’ nr. 909, ‘Sublimatie’ nr. 918 en ook recentelijk nog in ‘Aarzelingen’ nr. 949. In het sterk organisch en erotisch ogend werk ‘Zonder titel’ nr. 904 vloeien mannelijke en vrouwelijke energie symbiotisch samen. 

Met name in het aan de bovenzijde mystiek overkomend werk ‘Sublimatie’ nr. 918 zijn we het vlees letterlijk en figuurlijk voorbij: de ooit zo getormenteerde inktman is hier over het lijden heen en via de niet-zichtbare top in een andere, energetische en geestelijke dimensie terecht gekomen.

In ‘Zelfportret’ nr. 559 pakt Klein Hofmeijer het handen-motief uit ‘Zelfportret’ nr. 304 en ‘Zonder titel’ nr. 410 weer op. Anders dan in werken die De achterkant van de schilder tot onderwerp hebben en de ten voeten uit afgebeelde figuren in de serie Inktmannen zoomt de maker nu slechts in op één leeglopende linkerhand, die als pars pro toto figureert voor de kunstenaar en het kunstenaarschap.

In de delicate tekening met ragfijne nuances in potlood en inkt ‘Kom maar (handschap)’ nr. 610 uit 2004 tapt Hans Klein Hofmeijer thematisch uit een ander vat: voor het eerst koppelt hij, mede via de titel, een betekenisvol deel van het menselijk lichaam (een rechterhand) aan het fenomeen landschap. Een prille, inhoudelijke opmaat voor de grootschalige serie Human Paintings die negen jaar later het licht ziet. 

Dat geldt mutatis mutandis ook voor andere, gelaagde motieven in relatief kleine tekeningen uit de fase 2003-2007 waar Lichamelijke landschappen het thema zijn: ‘Verzameling van drie’ nr. 581 en ‘De oorsprong van de wereld – Naar Gustave Courbet 1866’ nr. 735. In deze werken is er optisch nauwelijks verschil tussen een dichtbegroeide bergkloof en een stevig behaarde schaamspleet. De spleten en kloven fungeren als symbolische kanalen die een betekenisvolle verbinding vormen met onzichtbare, intieme energieën. In visuele varianten duikt dit aspect naderhand eveneens op in de serie Human Paintings

Delen van het menselijk lichaam figureren ook in werken als ‘Tekenreservoir’ nr. 550, waarin de achterkant van een veelkleurig hoofd opduikt en ‘De schilder moet schilderen’ nr. 563 dat een staand hoofd met twee grote inhammen verbeeldt. In compositorische zin lopen deze holtes zes jaar vooruit op de serie Studies voor een landschapsachtige verdieping. In ‘Zonder titel’ nr. 633 toont Klein Hofmeijer een partieel afgesneden figuur met suggestief bewegende benen. 

In de fraaie dubbeltekening ‘Vrouwachtig’ nr. 582 en in de door een klein werk van Paul Klee geïnspireerde, gemengde techniek ‘Achter het woord’ nr. 672 beeldt de kunstenaar weer geabstraheerde figuren ten voeten uit. 

Gedurende de jaren 2003-2007 ontstaan, voorafgegaan door ‘Zonder titel’ nr. 454 uit 2001, tevens ‘Uit mijn verzameling gevonden woorden’ nr. 705, ‘Levensdouche’ nr. 719 en ‘Vanuit de veiligheid onder de lijnen’ nr. 791. Stuk voor stuk krachtige composities waarin, telkens op andere picturale wijze, een kwetsbaar ogende, aan de onderzijde vrijwel altijd afgesneden, naar energie en licht hunkerende, ontvankelijke mens ten tonele is gevoerd. In ‘Vanuit de veiligheid onder de lijnen’ nr. 791 koppelt de maker de geabstraheerde, menselijke figuur wederom aan expressief getekende, harige slierten, die qua vorm onmiddellijk associaties oproepen met energiek zwemmende zaadcellen.

De jaren 2010-2012: Landschappen met organische en sensorische kenmerken

Na semi-antropomorfe voorstellingen met supergevoelige antennes, sein-

palen, lichttafels alsook ontvankelijke receptoren en sensoren ontstaan na verloop van tijd, organische, veelal harige, suggestieve bloedrode werken waarin het onzichtbare op expressieve en gevoelvolle wijze zichtbaar wordt gemaakt: ‘Hanging around my soul’ nr. 824, ‘Zielenwand’ nr. 825 en ‘Uit mijn zielsfaculteit – Drie maal’ nr. 885 zijn daarvan uitmuntende voorbeelden.

De intrigerende serie Zielsfaculteiten, die vijf jaar voor de Human Paintings het levenslicht ziet, is thematisch nauw verbonden met werken als ‘Wijnachtige’ nr. 682 en ‘Wijnachtige’ nr. 746. Het zijn subtiele tekeningen en gemengde technieken waarin fenomenen als knollen, rizomen én wortels of stronken op oorspronkelijke wijze zijn verbeeld. Hans Klein Hofmeijer schept er zichtbaar genoegen in om zijn motieven sterk be-

haard en vleeskleurig weer te geven. Door de aanwezigheid van menselijke nagels of een vagina in bijvoorbeeld ‘Zonder titel’ nr. 795, ontstaat iedere keer weer een welhaast surreëel, semi-antropomorfisch effect.

Een andere, picturale variant op het thema mens treffen we aan in de subtiel vervaardigde werken in de serie Luistertekeningen. In ‘Luistertekening’ nr. 870, ‘Luistertekening’ nr. 872, ‘Luistertekening’ nr. 874 en ‘Dubbele luistertekening’ nr. 875 zoomt de kunstenaar gericht in op de sensitieve en sensorische kwaliteiten van de mens. Alle aandacht gaat symbolisch naar één zintuig uit: het oor dat maximaal geconcentreerd en ontvankelijk te luister wordt gelegd.

Tussen 2010 en 2012 tekent Hans Klein Hofmeijer vooral met ballpoint, houtskool, krijt en potlood op papier. Het lijkt daarbij alsof hij stap voor stap ‘ondergronds’ gaat. In diverse studies, zoals ‘Studie voor een landschapsachtige verdieping’ nr. 846 en ‘Studie voor een landschapsachtige verdieping’ nr. 878, speelt hij bovenal een intrigerend, illusionistisch spel waarbij beschouwers zowel ‘op’ als ‘tegen’ organisch ogende landschappen met kloeke baarmoeders en holtes kijken. 

De uitsparingen of inhammen, die vrijwel meteen de uterus in ‘Schilderspotentie’ nr. 299 en de holtes in ‘De schilder moet schilderen’ nr. 563 in herinnering roepen, fungeren als oases van geborgenheid en veiligheid in barre, kale landschappen. Met subtiele nuances in kleur suggereert de schilder bovendien fenomenen als het afscheiden en uitstromen van energie. Daarbij voedt hij, analoog aan sensitieve werken als ‘Enigmatisch landschap’ nr. 612 en Zonder titel’ nr. 694, beeldend de energetische wederkerigheid tussen de nietige mens en majestueuze kosmos.

De jaren 2013-2018: Human Paintings in relatie tot het oeuvre vanaf 1994

Na vijftien jaar bovenal kleine werken te hebben gemaakt, prepareert Hans Klein Hofmeijer in het najaar van 2013 diverse grote spieramen en doeken. Hij begint met grote inzet te werken aan een serie monumentale schilderijen die hij Human Paintings doopt. 

Het eerste in het oog springend aspect is dat de schilder qua grootte letterlijk opschaalt maar tegelijkertijd sterk inzoomt op het gekozen onderwerp. De camera zit optisch dicht op de huid van ogenschijnlijk allesomvattende, onmetelijke, vleselijke constellaties. De kleine Lichamelijk landschappen van weleer zijn inmiddels getransformeerd tot kolossale, sterk gelaagde, expressief geschilderde werelden vol dramatiek en zeggingskracht. Op het eerste gezicht wordt de kijker vooral gegrepen door de overweldigende, materiële aspecten van de doeken. Pas in tweede instantie realiseert de beschouwer zich dat de uitgebeelde littekens, nog niet-geheelde wonden of schedes ook andere, beloftevolle betekenissen in zich hebben. De met veel zorg uitgebeelde incisies verwijzen immers ook positief naar het over-

winnen van lijden, de energetische geneugten van seks en de intimiteit van de kunst zelf. De schilder nodigt kijkers uit om, bij wijze van passage, door het fictieve vlees en de huid van verf heen te gaan en proactief te zoeken naar de energie van het verborgene: licht!

In de compositorisch en coloristisch verschillende, maar qua betekenis en zeggingskracht gelijkende ‘Human Painting’ nr. 942, ‘Human Painting’ nr. 945 en ‘Human Painting’ nr. 946 komen, ruim twintig jaar na het ontstaan van ‘Schilderspotentie’ nr. 299 alle eerder vermelde picturale motieven en filosofische opvattingen van de kunstenaar samen. De serie Human Paintings is wederkerig verbonden met een breed scala aan kunstwerken. Zo is er het naar bloed en vlees verwijzende coloriet dat al in 1994 wordt voor-aangekondigd in ‘Flard’ nr. 292, de kleurstellingen in ‘Hanging around my soul’ nr. 824 en ‘Uit mijn zielsfaculteit driemaal’ nr. 885, alsook het palet in de ‘Wijnachtige’ nr. 682 en ‘Wijnachtige’ nr. 746 uit 2007.

Daarnaast zijn er werken waarin schedes, littekens en niet-geheelde wonden in combinatie met de intimiteit van de kunst zelf worden verbeeld zoals ‘Verzameling van drie’ nr. 581, ‘De oorsprong van de wereld – Naar Gustave Courbet 1866’ nr. 735, ‘Zonder titel’ nr. 795 en ‘De intimiteit van de kunst’ nr. 908 uit 2011. 

Het origineel verbeelden van (delen van) het lichaam van de mens als een landschap komen we tegen in ‘De schilder moet schilderen’ nr. 563, ‘Kom maar (handschap)’ nr. 610, ‘Studie voor een landschapsachtige verdieping’ nr. 848 en ‘Studie voor een landschapsachtige verdieping’ nr. 878. De suggestieve organen waartussen zich een smalle holte met schijnbaar vloeibare, witte massa bevindt in ‘Human Painting’ nr. 945 is qua thematiek en uitvoering direct te linken aan de vijf jaar eerdere ‘Studie van een landschapsachtige verdieping’ nr. 917. De in offwhite oplichtende incisies in de enigmatische, duister ogende wereld in ‘Human Painting’ nr. 946 roepen, met een forse boog in tijd, associaties op met de vormentaal in ‘Zonder titel’ nr. 298 en ‘De intimiteit van de kunst’ nr. 908 dat de filosofische betekenis van de Human Paintings echt aankondigt. 

Achteraf: Kunst als hoogste vorm van hoop

In de ronduit fascinerende en intrigerende verbeelding van Hans Klein Hofmeijer loopt er vanaf 1994 een grote, rode draad door het oeuvre waarin materialiteit en spiritualiteit op betekenisvolle en integere wijze met elkaar zijn verknoopt. Boven deze bijdrage staan twee, mijns inziens, toepasselijke, inhoudelijk sterk verschillende citaten. Na mijn rondgang door het oeuvre van Klein Hofmeijer kom ik tot de slotsom dat, in tegenstelling tot de cerebrale crux in het gezegde van Jacobus Revius, de artistieke wil van de kunstenaar om leed en pijn te over-

winnen waarachtig is. Temeer daar hij er picturaal en mentaal naar streeft om telkens weer positieve energie uit het verborgene te halen en het onmogelijke mogelijk te maken. Kunst is bij Hans Klein Hofmeijer, indachtig de sublieme woorden van collega-kunstenaar Gerhard Richter, de hoogste vorm van hoop.

 

 

Rick Vercauteren (1956) is kunsthistoricus, auteur, docent, dag-voorzitter, spreker en tentoonstellingsmaker. Hij werkte achtereenvolgens voor de N.B.K.S. te Oirschot, de Hoge School der Kunsten te Amsterdam, het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch en Museum van Bommel van Dam te Venlo. Vercauteren heeft een open en kritische blik ten aanzien van actuele, internationale ontwikkelingen in beeldende kunst, film, literatuur en muziek. 

 

Tekst door: Rick Vercauteren

» terug naar Teksten